De dilemma’s van een katholieke arts

Enkele indrukken van Sarah Johnson over een conferentie ‘Celebrating Life’, die zij leidde, over de waardigheid van het menselijk leven, dat in in december 2006 werd gehouden in Netherhall House in het Engelse Hampstead. De organisatie van de conferentie was in handen van het bisdom Westminster.

Ik heb een irrationeel vooroordeel ten opzichte van artsen. Het probleem is dat ik veel tijd heb doorgebracht met vrouwen in barensnood en bij de geboorte van kinderen. De dokter is hierbij dan echt de laatste persoon die je in de verloskamer wil zien.

De meeste artsen zijn wat betreft hun zorg zeer respect- en begripvol met bevallende vrouwen, maar je krijgt toch het onbehaaglijke gevoel van iemand die onaangekondigd met slecht nieuws binnenkomt met een even slechte attitude, een bedreigende aanwezigheid van dreigende medische ingrepen.

Van dit type dokters mag je verwachten dat ze je zelfvertrouwen aan het wankelen brengen en bazige opmerkingen maken, zoals: “We geven je een uur om te bevallen, daarna gaan we over tot een kunstverlossing.”

Als je voor een bepaalde beroepsgroep een fobie hebt ontwikkeld en je bevindt je in een kamer vol met dat soort mensen, dan zou dat je moeten genezen. Het geeft dus een goed gevoel een zaterdagmiddag te hebben doorgebracht op een fantastische en inspirerende conferentie van katholieke artsen, georganiseerd door het bisdom Westminster en verzorgd door het Opus Dei in een elegant en modern conferentieoord in Hampstead .

Het was mijn taak om schriftelijke vragen van de aanwezigen te selecteren om die voor te kunnen leggen aan een zeer deskundig panel met medisch-ethici die door de kardinaal zelf werd geleid. Onder hen bevond zich ook dr. Philip Howard van het St. George’s Hospital, die de dag begon met een briljant en verduidelijkend commentaar op Evangelium Vitae .

Persoonlijk was ik verbaasd over het aantal medische studenten en eindexaminandi, die hun kostbare zaterdagmiddag voor de tv hebben opgegeven om van gedachten te wisselen over medische ethiek. De vele schriftelijke vragen die op mijn tafel belandden, waren daardoor uiterst gevarieerd qua samenstelling. Er waren diepgaande filosofische vragen van ervaren medici, die werden afgewisseld met brutale pogingen van eindexaminandi die het panel vroegen om het huiswerk van de vraagstellers te doen – en toen we het kaf van het koren hadden gescheiden, bleek dat de vragen die in een jeugdig handschrift waren gesteld een intrigerende selectie op te leveren.

Bijvoorbeeld: “Hebt u in uw medische carrière vooroordelen ontmoet vanwege uw katholieke geloof?”

Twee van de panelleden, dr. Charles O’Donell en dr. Anne Carus, antwoordden hierop met ‘nee’, ze hadden nooit iets gemerkt van openlijke vooroordelen. Maar ik verwachtte dat antwoord eigenlijk ook wel. Dr. O’Connel is een zeer openhartige katholieke arts die wat betreft medische ethiek zeer intensief samenwerkt met studenten en jonge artsen. Dr. Carus, een expert op het gebied van natuurlijke vruchtbaarheid, werkt ook op een gebied, vanwege de specifieke aard, waarvan het onwaarschijnlijk is dat ze vooroordelen ontmoet. De meer bevooroordeelden uit de samenleving komen zeer waarschijnlijk niet op haar pad.

Beide reizen bij wijze van spreken met ingeschakelde waarschuwingslampen die, als zij naderen, waarschijnlijk de meeste antikatholieke of antichristelijke elementen automatisch een stapje opzij laten doen.

Maar onze hoofdspreker, dr. Philip Howard, vertelde een ijzingwekkend verhaal over hoe een college in Oxford hem afwees, nadat hij een prolife-antwoord gaf tijdens een sollicitatiegesprek.

De wetten van de logica dicteren, dat als er één beroep is waar je veel christenen zou moeten tegenkomen, dat dan zeker de medische professie moet zijn. Immers juist artsen hebben geleerd om zieken te genezen en de stervenden bij te staan. Dit beroep is dus eenvoudigweg de meest voor de hand liggende weg om de roep van Christus te beantwoorden.

Het is duidelijk dat vooroordelen tegen christenen die binnen de zorg werkzaam zijn, elke katholieke medische student tot nadenken moet stemmen. Desalniettemin is het duidelijk waar ze zich eigenlijk het meest zorgen over maken. Een andere student vroeg: “Bent u ooit in de verleiding gekomen om iets te doen wat in strijd is met uw opvattingen over geloof en ethiek, maar waarvan u wist dat het ten goede zou komen van uw carrière?”

De aanname is dat een christen, en in het bijzonder een katholiek, tot op zekere hoogte tegen de medische mores in gaat. Of je wordt in het gunstigste geval geconfronteerd met vooroordelen, of je handelt in strijd met je geloof op de wijze zoals je superieuren dat van je verwachten. En dat is een verschrikkelijke aanklacht tegen de manier waarop we aankijken tegen artsen.

Ik realiseerde mij dat mijn eigen totaal irrationele vooroordeel ten opzichte van gynaecologen waarschijnlijk het gevolg is van het volgende: We beschouwen dokters niet meer als experts die we kunnen vertrouwen en die het menselijke lichaam respecteren, maar als storende bemoeials die “voor God willen spelen”. Het lijkt erop dat we meer artsen nodig hebben die katholiek zijn, en katholieke dokters zoals dr. Howard, met het zelfvertrouwen om op te komen voor hun eigen overtuigingen.

Wat het verhaal van dr. Howard betreft: hij werd aangenomen op een ander college – en hij ontdekte jaren later, dat zijn afwijzing “vanwege zijn geloofsovertuiging” algemeen bekend werd – niet tot zijn schande, maar, zoals later bleek, tot eeuwige schande van het college dat hem afwees.

Sarah Johnson // Catholic Herald