Brief van de prelaat (augustus 2008)

In navolging van de Heilige Vader, nodigt ook bisschop Echevarria uit ons in de leer van de heilige Paulus te verdiepen en om in het Paulus-jaar praktische gevolgtrekkingen hieruit voor ons leven te maken: “Wie is Paulus? Wat heeft hij míj te zeggen?”

Geliefden, moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

Ik stuur jullie deze regels vanuit Manilla, een van de etappes van de reis die me door verschillende landen van Azië en Oceanië heeft gevoerd. Ik heb op al deze plaatsen de liefde voor God en de apostolische ijver van mijn dochters en zonen goed kunnen merken. Ik begrijp de woorden van Sint Paulus en met hem zou ik willen bidden: wij zeggen God dank voor u allen, telkens wanneer wij uw naam noemen in onze gebeden. Onophoudelijk gedenken wij voor het aanschijn van God, onze Vader, uw werkdadig geloof, uw onvermoeibare liefde en uw standvastige hoop op onze Heer Jezus Christus. [1 Tes. 1, 2-3] Verenigt jullie met deze dankbaarheid van mij door vaak dat gratias tibi, Deus, gratias tibi! te herhalen, dat onze Vader vanzelf op de lippen kwam wanneer hij dit deeltje van de Kerk dat de Prelatuur van het Opus Dei is beschouwde.

Terwijl we dit jaar dat speciaal aan de apostel van de heidenen is gewijd doorlópen houden we goed voor ogen wat de Paus ons aan het begin ervan voorgesteld heeft: we vragen ons niet slechts af: wie was Paulus? We vragen vooral: wie is Paulus? Wat heeft hij míj te zeggen? [Benedictus XVI, Homilie bij de inwijding van het paulinisch jaar, 28-6-2008]En, naar aanleiding van de bekende tekst aan de Galaten – voor zover ik nu leef in het vlees, leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij [Gal. 2, 20] voegde hij daar aan toe:alles wat Paulus doet komt hieruit voort. Zijn geloof is de ervaring dat hij door Jezus Christus op een absoluut persoonlijke manier bemind wordt; het is het bewustzijn van het feit dat Christus de dood heeft overwonnen, niet vanwege iets anoniems, maar uit liefde voor hem –Paulus – en dat Hij als de Verrezene nog steeds van hem houdt. [Benedictus XVI, Homilie bij de inwijding van het paulinisch jaar, 28-6-2008] Ja, met deze zelfde liefde heeft Hij ons gezocht.

Na de ontmoeting onderweg naar Damascus – een ontmoeting die zijn leven helemaal veranderde –, is Christus het middelpunt geworden voor de persoon en het werk van Saulus, zozeer zelfs dat de apostel in alle waarheid kon beweren: mihi vivere Christus est [Fil. 1, 21], voor mij is leven Christus. En dat legt hij heel grafisch uit aan de christenen van Filippi: wat winst voor mij was ben ik om Christus gaan beschouwen als verlies. Sterker nog, ik beschouw álles als verlies, want mijn Heer Christus Jezus kennen gaat alles te boven. Om Hem heb ik alles prijsgegeven. Om Christus houd ik alles zelfs voor vuilnis, als het erom gaat Hem te winnen en één te zijn met Hem, niet met mijn eigen gerechtigheid op grond van de wet, maar met de gerechtigheid die verkregen wordt door het geloof in Christus, de gerechtigheid die van God komt en steunt op het geloof. [Ibid. 3, 7-9]

Dit is een leer die voor alle christenen geldt en altijd actueel is. Het is van belang dat we beseffen hoe (zeer) Jezus Christus invloed kan hebben op het leven van een persoon en bijgevolg ook op ons eigen leven, [Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 8-11-2006] benadrukt de Paus. Laten wij in ons hart dit enige verlangen voeden: leven in Christus, van Christus en door Christus; met Hem omgaan in het gebed en in de Eucharistie, om ons meer en meer met Hem te identificeren; Hem naar de mensen brengen die wij in de loop van ons leven ontmoeten. Laten we overwegen dat wij alles wat ons van God kan verwijderen als vuilnis moeten beschouwen – zoals Paulus – en het met kracht ver van ons moeten verwijderen, met de genade van de Heer.

Om deze vereenzelviging met Jezus te bereiken, streefpunt en doel van iedere christen, moeten we op de eerste plaats vast in Hem geloven, ons volledig verenigen met de plannen die Hij voor iedereen van ons heeft. Sint Paulus helpt ons te begrijpen dat het geloof niet alleen ons verstand moet beïnvloeden, maar ook onze wil en ons hart: ons hele wezen. Hij zegt dat de rechtvaardiging –de gave van God waardoor wij van onze zonden worden bevrijd en ingelijfd bij de levensgemeenschap van de Allerheiligste Drie-eenheid –aan iedere menselijke daad of verdienste vooraf gaat. In zijn brief aan de Romeinen schrijft Sint Paulus bijvoorbeeld: de mens wordt gerechtvaardigd door te geloven, niet door de wet te onderhouden. [Rom. 3, 28] En aan de Galaten: daar wij weten dat de mens niet gerechtvaardigd wordt door de werken van de wet, maar alleen door het geloof in Jezus Christus, zijn ook wij in Jezus Christus gaan geloven, om gerechtvaardigd te worden door het geloof in Christus en niet door de werken van de wet, want door de werken van de wet zal geen mens gerechtvaardigd worden. [Gal. 2, 16]

Gerechtvaardigd worden betekent zich aangenomen te weten door de barmhartige rechtvaardigheid van God, in gemeenschap te treden met Hem en daardoor deel te hebben aan Zijn heiligheid op een reële en ware manier: dat maakt ons echte kinderen van Hem, in Jezus Christus, door de genade van de Heilige Geest. De Paus legt uit, als commentaar op deze woorden van de apostel, dat Sint Paulus de fundamentele inhoud van zijn bekering uitdrukt, de nieuwe richting die zijn leven nam als gevolg van zijn ontmoeting met de verrezen Christus. Sint Paulus was voor zijn bekering geen mens die van God en Zijn wet verwijderd was. (…) Maar toch begreep hij in het licht van zijn ontmoeting met Christus dat hij daarvóór alleen maar had geprobeerd zichzelf, zijn eigen rechtvaardigheid te vormen, en dat hij met heel deze rechtvaardigheid alleen voor zichzelf had geleefd. Hij begreep dat zijn leven een absoluut nieuwe richting nodig had. En deze nieuwe richting drukt hij als volgt uit: voor zover ik nu leef in het vlees, leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij (Gal. 2, 20). [Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 8-11-2006]

Wij moeten een weg van geloof volgen om in Christus te kunnen leven. Luister, apostolische mens, naar wat St. Paulus je voorhoudt: “Iustus ex fide vivit”. De rechtvaardige leeft uit het geloof. ― Hoe kun je dit vuur laten uitgaan? [H. Jozefmaria, De Weg, nr. 578]

Juist omdat wij deze deugd voor niets ontvangen, moeten we haar vol nederigheid van God afsmeken. Deze eerste stap, die voortdurend hernieuwd moet worden, wordt steeds noodzakelijker om vooruit te gaan op de weg van de christelijke roeping. Vragen wij haar iedere dag aan de Heer? Adauge nobis fidem! [Lc. 17, 5] riepen de apostelen uit tot de Meester, toen zij zich hun beperkingen en onvolmaaktheden bewust werden. En zo moeten wij ons gedragen. Wat een goed schietgebedje om vaak te herhalen! Bovendien, als wij in de eerste persoon meervoud bidden, staan we open voor de anderen: wij weten dat wij kinderen zijn van dezelfde hemelse Vader, broeders in Christus, en ons gebed zal gemakkelijker verhoord worden omdat het ons aanspoort ons niet in de kring van ons eigen “ik” op te sluiten, dat de grote vijand is van onze vereenzelviging met Jezus Christus, maar om God in het centrum te plaatsen en aan de anderen te denken om God.

De heilige Jozefmaria heeft in de vaste overtuiging hiervan nauwkeurig beschreven dat als wij strijden om ons op deze manier te gedragen de baan vrijgemaakt wordt om midden in de wereld contemplatief te worden. Deze overtuiging, voegde hij eraan toe zal ons ertoe brengen om altijd uit liefde voor God voor de anderen te zorgen en niet aan onszelf te denken; zodat wij aan het eind van de dag –doorgebracht te midden van alledaagse bezigheden in ons huisgezin, beroep of werk-, kunnen zeggen, als we het gewetensonderzoek doen: Heer, ik weet niet wat ik U over mijzelf te zeggen heb: ik heb alleen aan de anderen gedacht, voor U! Wat met woorden van Sint Paulus vertaald zou kunnen worden in: vivo autem, iam non ego: vivit vero in me Christus! (Gal. 2, 20). Is dat geen contemplatief zijn? [H. Jozefmaria, Instrucción, mei-1935/14-9-1950, noot 72]

De apostel schrijft ontelbare keren in zijn brieven dat de christen in Christus leeft, of wat hetzelfde is, dat Christus in jullie leeft. Dit wederzijds in elkaar opgaan van Christus en de christen, karakteristiek voor de leer van Sint Paulus, vult zijn overdenking over het geloof aan, want het geloof –legt Benedictus XVI uit– onderstreept het onderscheid tussen ons en Hem, ook al verenigt het ons intiem met Christus. Maar volgens Sint Paulus heeft het leven van de christen ook een onderdeel dat wij “mystiek” zouden kunnen noemen, aangezien het inhoudt dat wij in Christus opgaan en Christus in ons. [Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 8-11-2006] Vandaar dat de apostel ons kan aansporen:die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde. [Fil. 2. 5.] Begrijp je nu die vasthoudendheid van onze Vader waarmee hij alsmaar herhaalde: vultum tuum, Domine, requiram? [Vgl. Ps. 26, 8 (Vulg.)]

Mijn dochters en zonen, heel deze prachtige leer blijft niet bij een ideaalbeeld, hij is niet een simpele theorie, maar hij is een waarneembare werkelijkheid, en wij moeten ons inspannen om die in praktijk te brengen. En bovendien ligt hij, met de genade van God, binnen het bereik van iedereen, zoals met de apostel van de heidenen is gebeurd.

De Paus nodigt ons ook uit twee gevolgtrekkingen te maken. Van de ene kant moet het geloof ons in een voortdurende houding van nederigheid tegenover God houden, meer nog, van aanbidding en lofprijzing. (…) We mogen aan niets of niemand de eer bewijzen die we Hem bewijzen. Geen enkel idool mag ons geestelijke universum besmetten: anders zullen wij in plaats van de verworven vrijheid te genieten, weer in een vorm van vernederende slavernij terugvallen. Van de andere kant moet het feit dat wij Christus helemaal toebehoren en “in Hem zijn” ons een houding van absoluut vertrouwen en van onmetelijke vreugde inboezemen. [Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 8-11-2006]

Hoe verandert het leven wanneer deze lichten voortdurend in onze ziel blijven branden! Laten we ons inspannen deze blijde boodschap in de oren van veel mensen te doen weerklinken. We kunnen er zeker van zijn dat het paulinisch jaar een bijzondere genade met zich meebrengt om deze waarheden te verspreiden.

De houding van geloof en de vereenzelviging met Christus hebben in de Allerheiligste Maagd Maria de hoogste toppen bereikt die een schepsel maar kan verwerven. Nu wij deze maand haar glorievolle tenhemelopneming in lichaam en ziel vieren, verwonderen wij ons eens te meer bij de beschouwing van de wonderen die de goddelijke genade verwezenlijkt, als zij door de mensen beantwoord wordt. Natuurlijk heeft de liefde van God zich ten volle in de Allerheiligste Maagd Maria getoond. Zij was vanaf de eeuwigheid uitverkoren de Moeder van het mensgeworden Woord te zijn. Wij, haar kinderen en broeders van Jezus Christus, willen op onze Moeder lijken. Laten wij haar daarom op de 15e bij de hernieuwing van de toewijding van het Werk aan haar allerzoetst en onbevlekt Hart smeken dat de gebeden die wij tot haar richten werkelijkheid worden, in ieder van ons.

De maand augustus brengt nog anderen vieringen met zich mee. De 23e is het de verjaardag van de dag waarop Johannes Paulus II zijn besluit te kennen gaf om het Opus Dei tot personele Prelatuur op te richten. De heilige Jozefmaria heeft op een 7e augustus, in 1931, met een nieuw licht begrepen dat de gelovigen van het Werk – vrouwen en mannen – geroepen zijn het Kruis van Christus aan de top van alle menselijke activiteiten te plaatsen.

Juist op die datum, de verjaardag van mijn priesterwijding, zal ik de vreugde beleven de zittingen in het tribunaal van de Prelatuur te sluiten van het proces van de heiligverklaring van onze geliefde don Álvaro. Ik heb jullie al bij verscheidene gelegenheden gevraagd voor de achtereenvolgende stappen te bidden: de officiële erkenning van de heiligheid van de eerste opvolger van onze Vader zal de Kerk en de zielen ten zeerste ten goede komen.

Ik kom terug op de woorden waarmee ik deze brief ben begonnen. Ik bezoek de verschillende plaatsen in het Oosten met iedereen van jullie: deze gedachte vervult me met sterkte en ik wil voor jullie herhalen wat onze Vader boven de deur van het tabernakel van de kapel van Pinksteren, in Villa Vecchia, heeft willen zetten: consummati in unum! [Joh. 17, 23] We moeten elkaar steunen, opdat onze persoonlijke strijd om heilig te worden constant, flink en vreugdevol is; door iedere dag te beginnen en herbeginnen met te leren God in alles te beminnen.

Met alle genegenheid zegent jullie

           jullie Vader

          + Javier

Manilla, 1 augustus 2008.