Brief van de prelaat (februari 2009)

De kleine en grote tegenslagen, de kleine tegenvallers van elke dag vormen een gelegenheid om naar Christus aan het Kruis op te zien. De hoop en de liefde die ontspruiten aan deze overgave vormen het onderwerp van deze brief van de prelaat van het Opus Dei.

Geliefden: Jezus beware mij mijn dochters en zonen!

Het gebed is, en dat zal het altijd blijven, ons belangrijkste wapen om de goddelijke gave van de eenheid van de christenen te verwerven. De afgelopen weken hebben we dit wapen ingezet tijdens de bidweek voor de eenheid die in dit Paulus-jaar een bijzondere betekenis kreeg. Bovendien bidden we in het Opus Dei, zoals onze Vader heeft aangeraden, elke dag pro unitate apostolatus, opdat allen die de Naam van Jezus aanroepen en Hem als Heer erkennen, zo spoedig mogelijk één kudde moge worden onder één herder. [Vgl. Joh 10, 16]

Ik wil jullie er nu aan herinneren dat het gebed en het gehele apostolische werk, en daarmee ook het apostolaat ten behoeve van de eenheid van de christenen, altijd vergezeld moet gaan van een vreugdevolle en edelmoedige boetedoening, die ons diep verenigt met Jezus Christus. Laten we niet vergeten dat onze Heer ons aan het kruis heeft verlost van onze zonden en zo de weg voor ons heeft geopend om ons te vereenzelvigen met Hem.

Onze Vader placht te herhalen dat de versterving het gebed van de zintuigen is. [Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, nr. 9] We moeten Christus aan het kruis liefhebben en met Hem onze grote en kleine tegenslagen delen – naast de persoonlijke en vrijwillige boetedoening – verheugd om mee te kunnen werken, zoals de Apostel zegt, aan de uitbreiding van het Mystieke Lichaam: Op het ogenblik verheug ik mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lijdend lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de beproevingen van Christus, ten bate van zijn lichaam dat de Kerk is. [Kol 1, 24.]

Op veel plaatsen begrijpt men de waarde van de zuivering en de medeverlossing niet die besloten ligt in het aanvaarden en het opdragen van het lijden in vereniging met Jezus Christus. De overweging van de heilige Jozefmaria bij een van de staties van de Kruisweg is zeer actueel: Er heerst rondom ons een soort angst voor het Kruis, voor het Kruis van de Heer. En dat komt doordat men begonnen is alle onaangenaamheden een kruis te noemen, zonder in staat te zijn alles te dragen als kinderen van God, met een bovennatuurlijke visie. Men haalt zelfs de kruisen weg, die onze voorouders langs de wegen hebben geplaatst! … Gedurende de Passie van de Heer hield het Kruis op het symbool van straf te zijn, om het teken van de overwinning te worden. Het Kruis is het embleem van de Verlosser: In quo est salus, vita et resurrectio nostra: Daarin bevindt zich ons heil, ons leven en onze verrijzenis. [H. Jozefmaria, De Kruisweg, tweede statie punt 5]

Ik nodig jullie uit je in deze woorden te verdiepen, vooral tijdens de komende weken waarin we ons voorbereiden op het feest van 14 februari – een dag van dankzegging in het Opus Dei vanwege de twee stichtingsdata – zo ook tijdens de laatste week van de maand omwille van de Veertigdagentijd. Als onze Vader sprak over deze stichtingsdata – het begin van het apostolische werk met de vrouwen in 1930, en het Priestergenootschap van het Heilig Kruis in 1943 – raakte hij vervuld van dankbaarheid tot God. De heilige Jozefmaria ontdekte een bijzondere uiting van de goddelijke voorzienigheid in het feit dat deze twee gebeurtenissen uit de geschiedenis van het Werk, hoewel in verschillende jaren, op dezelfde datum vielen.

Aan de ene kant zag hij in dit samenvallen een uiting van de essentiële eenheid tussen de verschillende delen van het Volk van God die tezamen het Werk uitmaken. Tegelijkertijd begreep de heilige Jozefmaria met een nieuwe helderheid dat Christus aan het kruis de leiding moest hebben over alle en elk van de activiteiten van de leden van het Opus Dei. In augustus 1931, had de Heer hem Zijn wens doen inzien dat de mannen en vrouwen van God het kruis aan de top van alle menselijke activiteiten zouden plaatsen door hun geheiligde en heiligende beroepswerk. Deze goddelijke wens werd op 14 februari 1943 bekrachtigd, toen – zoals onze Stichter bevestigde – de Heer zijn Werk wilde bekronen met het Heilig Kruis.

De diepe theologische, spirituele en apostolische verbondenheid van leken en priesters, kenmerkend voor het Opus Dei vanaf haar begintijden, ontving haar geschikte juridische status bij de oprichting door paus Johannes Paulus II tot personele prelatuur. Laten we de allerheiligste Drie-eenheid dankzeggen voor de doeltreffendheid van deze onlosmakelijk verbonden samenwerking tussen de priesters en de leken in de missie van de Kerk pro mundi vita, [Joh 6, 51] ten behoeve van de redding van de wereld.

Bij gelegenheid van deze feesten zei de heilige Jozefmaria eens: Ik dacht dat er in het Opus Dei alleen maar mannen zouden zijn. Het is niet dat ik niet van vrouwen zou houden – ik houd veel van de Moeder van God; ik houd van mijn moeder en van die van jullie; ik houd veel van mijn dochters, die een zegen van God zijn over de hele wereld – maar vóór die 14 februari 1930, wist ik niets van jullie bestaan in het Opus Dei, ook al klopte in mijn hart de wens om Gods wil in alles te vervullen. En toen ik die dag klaar was met het vieren van de heilige Mis wist ik al dat de Heer de vrouwelijke afdeling wilde. Daarna op 14 februari 1943, wilde Hij zijn bouwwerk bekronen met het Kruis: het Priestergenootschap van het Heilig Kruis. [H. Jozefmaria, Aantekeningen van zijn prediking, 11-7-1974]

En hij voegde er aan toe, zich speciaal richtend tot de vrouwen van het Werk: Mijn dochters, jullie hebben een priesterlijke ziel. Ik herhaal met de heilige Petrus: vos autem genus electum, regale sacerdotium, gens sancta, populus acquisitionis (1 Pe 2, 9). Jullie zijn een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie,… En bovendien bezitten jullie het voorrecht dat God een vrouw heeft uitgekozen om zijn Moeder te worden: altijd Maagd, onze Moeder de heilige Maria, die aan de voet van het kruis volhardde met kracht en met liefde. Van Haar leren jullie medeverlossers te zijn (…). Met jullie verlangen God te aanbidden, eerherstel te brengen, te danken en af te smeken, vullen jullie aan – zoals de heilige Paulus beweert, wat aan het Lijden van Christus ontbreekt: et adimpleo ea quæ desunt passionum Christi in carne mea pro corpore eius, quod est Ecclesia (Col 1, 24). En de Heer, de goddelijke Zaaier – denk aan de parabel – neemt jullie in Zijn met bloed doordrenkte handen als een handvol graan. Hij drukt jullie fijn en hij strooit jullie uit opdat jullie je verspreiden over de gehele aarde. Jullie zijn een zegen van de Heer. Jullie zijn de vruchtbaarheid van de Heer en, met Zijn hulp, kunnen jullie alles. [H. Jozefmaria, Aantekeningen van zijn prediking, 11-7-1974]

De priesterlijke ziel, ingestort bij het Doopsel en het Vormsel, is kenmerkend voor alle christenen. God wenst altijd in allen actief te zijn, zoals de menselijke ziel met haar kracht op elk moment leven geeft aan de verschillende ledematen van het lichaam. Laten we het besef van deze priesterlijke ziel altijd levend houden. Het moet zijn als het kloppen van het hart: een geestelijke impuls die leidt tot de vereniging met de gekruisigde en verrezen Christus. En met de wens om ons volledig tot zijn instrumenten te maken voor de redding van de zielen. Welke invloed heeft het heilig Misoffer op je dag, je werk, je broederlijkheid en je apostolaat? Groei je elke dag in liefde tot het Lijden van de Heer? Bevorder je in je ziel de noodzaak tot boetedoening?

Mijn dochters en zonen, het was in deze maand dat onze Vader zich met een onbedwingbare genegenheid tot de Heer richtte, terwijl hij de heilige Communie uitreikte aan de zusters in de Patronaatskerk van de heilige Elisabeth, met de woorden: Ik heb U meer lief dan deze personen. Vervolgens hoorde hij het dringende goddelijke verwijt: Liefde blijkt uit daden en niet uit mooie woorden [vgl. H Jozefmaria, De Weg, nr. 933]: een verzoek om het gebed en de uitboeting, die zijn ziel reeds verteerde, niet achterwege te laten.

De ervaring van de heilige Paulus, een man die het kruis beminde en een grote ijver voor de redding van de wereld had, moet zich reproduceren in alle gelovigen. Paus Benedictus XVI heeft het verschillende keren herhaald tijdens dit jaar dat toegewijd is aan de Apostel. Voor de heilige Paulus, zei hij in een audiëntie, speelt het Kruis een fundamentele rol in de geschiedenis van de mensheid: het is het centrale punt van zijn theologie. Want Kruis staat gelijk aan redding als genade geschonken aan elk schepsel. Het thema van het Kruis is tot het essentiële en fundamentele onderdeel van de prediking van de Apostel geworden. [Benedictus XVI, Toespraak tijdens de algemene audiëntie van 29-10-2008]

De heilige Paulus weigert geen moment te prediken over de noodzaak van het Kruis, evenmin in steden als Korinthe, waar een uitgesproken hedonistische cultuur heerste. Laten we niet voorbijgaan aan dit concrete voorbeeld van zijn gedrag, dat we allemaal moeten navolgen vooral in deze tijd. De prediking van het kruis, verkondigt de Apostel zonder menselijk opzicht, is namelijk een dwaasheid voor hen die verloren gaan, maar voor hen die gered worden, voor ons, is zij een goddelijke kracht (…). Daarom heeft God besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid van de verkondiging. Joden eisen wonderen, Grieken verlangen wijsheid. Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid. [1 Kor 1, 18-23]

De urgentie is groot om er vandaag, zoals altijd, bij de zielen op aan te dringen te luisteren naar deze waarheden in een klare taal gesproken maar tegelijkertijd optimistisch, aanmoedigend en vol van hoop. De Apostel wil herinneren, en niet alleen aan de Korinthiërs of de Galaten, maar aan ons allemaal, dat de Verrezene altijd Diegene zal blijven die gekruisigd werd. De “schande” en de “dwaasheid” van het Kruis zijn nu juist gelegen in het feit dat waar slechts mislukking, verdriet en nederlaag lijken te zijn, de volledige macht van Gods onbegrensde Liefde aanwezig is. Want het Kruis is uitdrukking van liefde. En liefde is de ware macht die zich openbaart juist in deze schijnbare zwakheid. [Benedictus XVI, Toespraak tijdens de algemene audiëntie van 29-10-2008]

De liefde voor Christus verklaart Saulus’ buitengewone kracht om de christelijke boodschap over de hele wereld uit te dragen. Velen stellen de heilige Paulus voor als een strijdlustig man die het zwaard van het woord weet te gebruiken. En het is waar dat hem op zijn weg als apostel de twistgesprekken niet ontbroken hebben. Maar hij zocht geen oppervlakkige harmonie (…). Voor hem was de waarheid te groot om haar op te offeren ten behoeve van uiterlijke successen. De waarheid die hij had ervaren tijdens zijn ontmoeting met de Verrezene, was voor hem de strijd, de vervolging en het lijden meer dan waard. Wat hem in het diepste bewoog was het feit dat hij bemind werd door Jezus Christus, en het verlangen deze liefde aan anderen door te geven. De heilige Paulus was een man die in staat was lief te hebben. Geheel zijn handelen en lijden kan alleen vanuit deze kern worden verklaard. De fundamentele concepten van zijn verkondiging kunnen alleen begrepen worden vanaf deze basis. [Benedictus XVI, Homilie tijdens de opening van het Paulusjaar, 28-6-2008]

In deze zinnen wordt de motor van de priesterlijke, apostolische ziel die wij allen moeten bevorderen, volmaakt beschreven. Ze brengen die andere woorden van de Apostel in herinnering: caritas Christi urget nos [2 Kor 5, 14], de liefde van Christus laat ons geen rust. En die andere: Dat ik het evangelie predik is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig! [1 Kor 9, 16] De brandende ijver om trouw te zijn aan de opdracht van Christus – dezelfde die wij, christenen, allemaal hebben ontvangen – zette Paulus ertoe aan om onvermoeibaar naar alle delen van de wereld te reizen om Jezus bekend te maken, zonder daarbij de straffen en de offers te tellen die zijn missie met zich meebracht. Deze zelfde wens bewoog de eerste christenen. Daar gaan ze, – herinnerde de heilige Jozefmaria op momenten van zware religieuze vervolging – met hun zuiverheid reinigen ze de smerige en bedorven poel van de heidense wereld (…). De Romeinse samenleving begint met verbazing gade te slaan hoe jonge mannen, met al hun krachten van lichaam en ziel, veranderen in apostelen van het nieuwe geloof. Zij hebben zich niet van de wereld afgescheiden en niets onderscheidt hen van de anderen. Niets anders dan het verwarmende licht dat in hun harten brandt. Deze maatschappij aanschouwt ook de maagden die tot de patriciërsfamilies van het Romeinse rijk behoren en zij die afkomstig zijn van het gewone volk en hun onschuld bekronen met boetvaardigheid. En ze begint de gevolgen van een volhardend apostolaat waar te nemen. Zonder tussenpozen, overlopend van edelmoedigheid en offer: te midden van het rumoer van de feesten, in de amfitheaters en bij de monsterlijke banketten klinkt de stem van Christus steeds sterker door. [H. Jozefmaria, Aantekeningen van zijn prediking, 26-7-1937]

Ja, mijn dochters en zonen: alleen in Christus vinden we de bestaansgrond van onze dienst aan de zielen. Laten we hopen dat deze elke dag toeneemt in intensiteit en diepe ijver. Als we “stapelverliefd” worden op Hem, zoals de heilige Paulus, zal geen enkele belemmering of moeilijkheid, extern of intern, ons kunnen remmen in ons apostolaat. Overwegen we deze andere woorden van de heilige Jozefmaria, die zich in de voetstappen van de Apostel afvroeg: Waar haalde de heilige Paulus die kracht vandaan? Omnia possum in eo qui me confortat (Fil 4, 13) Ik kan alles, want God alleen geeft me dit geloof, deze hoop, deze liefde. Het is mij bijna onmogelijk geloof te hechten aan het bovennatuurlijk succes van een apostolaat dat zijn fundament niet heeft in en volledig gericht is op een leven van innige omgang met de Heer. En dan te midden van het werk, thuis en op straat, met alle al dan niet belangrijke problemen waarmee we elke dag geconfronteerd worden. Dáár en nergens anders, maar met het hart bij God. Onze woorden, onze daden – zelfs onze ellende – zullen zo de bonus odor Christi (2 Kor 2, 15) de goede geur van Christus in de wereld verspreiden, die noodzakelijkerwijs door andere mensen opgemerkt zal worden als ze bij zichzelf zeggen: kijk, een echte christen. [H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 271]

Over enkele dagen, op 19 februari, is het de dag waarop don Alvaro zijn naamdag vierde. Laten we ook het voorbeeld van deze dienaar Gods navolgen. Hij had de ijver voor de redding van de zielen zo diep in zijn hart gegrift. Bidden we opdat de iter van zijn heiligverklaringproces voorspoedig verloopt. Zonder vooruit te lopen op het oordeel van de Kerk, zijn we er zeker van dat de erkenning van de heldhaftigheid van zijn deugden een extra aansporing zal vormen opdat veel personen besluiten om van alle ogenblikken en omstandigheden van hun leven gebruik te maken om U te beminnen en het Koninkrijk van Jezus Christus te dienen. [vgl. Gebed voor privé-devotie tot de dienaar Gods Alvaro del Portillo]

Op de 21e heb ik het geluk de diakenwijding toe te dienen aan twee broers van jullie, Geassocieerden. De wensen van de heilige Jozefmaria om te kunnen rekenen op de diensten van zijn geassocieerde zonen, staan mij met kracht voor de geest. Hij heeft deze wensen hier op aarde niet in vervulling zien gaan maar zijn gebed en boete hebben de Hemel bereikt. Jullie kunnen gerust het idee op jezelf toepassen dat jullie, zoals wij allen, vrucht zijn van dit smeekgebed, dat in de Hemel wordt voortgezet, en van zijn edelmoedige en vreugdevolle uitboeting toen hij nog bij ons was.

Gisteren heeft de heilige Vader Benedictus XVI mij in een privé-audiëntie ontvangen. Ik laat het niet na aan mijn brief nog deze regels toe te voegen. Ik wil jullie nogmaals aanmoedigen dankbaar te zijn voor zijn grote genegenheid, interesse en zijn vaderlijke zegen voor alle personen en apostolische werken van de prelatuur. Laten we veel bidden voor zijn persoon, zijn werk en zijn intenties.

Met alle liefde zegent jullie,

     jullie Vader

     + Javier

     Rome, 1 februari 2009