Porta Fidei – Deur van het Geloof

Paus Benedictus XVI heeft op 17 oktober het Motu proprio ‘Porta fidei’ gepubliceerd, waarin hij het ‘Jaar van het Geloof’ afkondigt (11 oktober 2012 – 24 november 2013).

( Vertaling RKdocumenten.nl )

1.Porta Fidei ” – “ De poort van het geloof ” (Hand. 14, 27), langs waar wij toegang krijgen tot het leven in gemeenschap met God en tot Zijn Kerk, staat altijd voor ons open. Deze drempel kan overschreden worden wanneer Gods Woord verkondigd wordt en het hart zich door de genade laat omvormen. Als men door deze poort gaat, engageert men zich op een weg die een heel leven duurt. Hij begint bij het Doopsel (Rom. 6, 4), waardoor wij God met de naam Vader kunnen noemen, en hij eindigt bij de overgang van de dood naar het eeuwige leven, vrucht van de verrijzenis van de Heer Jezus, Die iedereen die in Hem gelooft, door de gave van de heilige Geest met Zijn heerlijkheid heeft willen associëren (1). Het geloof belijden in de Drie-eenheid – Vader, Zoon en Heilige Geest – staat gelijk met te geloven in één enkele God die Liefde is (2): de Vader, die in de volheid van de tijd Zijn Zoon heeft gezonden voor ons heil; Jezus Christus, die in het mysterie van Zijn dood en verrijzenis de wereld heeft vrijgekocht; de Heilige Geest, die de Kerk doorheen de eeuwen leidt binnen de verwachting van de glorievolle wederkomst van de Heer.

2. Sinds de aanvang van mijn ambt als opvolger van Petrus, heb ik herinnerd aan de noodzaak de weg van het geloof te herontdekken om steeds beter de vreugde en het nieuwe enthousiasme te belichten van de ontmoeting met Christus. In de homilie van de Mis bij de aanvang van mijn pontificaat, zei ik: “De Kerk in haar geheel en de herders in haar schoot, moeten zich zoals Christus op weg begeven om de mensen uit de woestijn te leiden, naar de plaats van het leven, naar de vriendschap met de Zoon van God, naar Hem die ons het leven geeft, het volle leven”. (3) Het gebeurt echter vaak dat Christenen zich eerder zorgen maken over de sociale, culturele en politieke consequenties van hun engagement, en daarbij denken dat het geloof een evidente vooronderstelling is van het leven in gemeenschap. Doch deze vooronderstelling is er niet meer en wordt dikwijls zelfs ontkend. (4) Terwijl men in het verleden een eenheid scheppende culturele structuur kon onderkennen, die in zijn geloofsinhoud en de waarden die erdoor geïnspireerd zijn, wijd erkend was, lijkt dit vandaag in de grote sectoren van de maatschappij niet meer het geval te zijn, omwille van de diepe geloofscrisis waardoor vele personen getroffen zijn

3. Wij kunnen niet aanvaarden dat het zout smakeloos wordt en men het licht verborgen houdt (5). Zoals de Samaritaanse, kan ook de mens van vandaag opnieuw de behoefte voelen naar de put te gaan, om er naar Jezus te luisteren die uitnodigt in Hem te geloven en aan Zijn bron, waaruit levend water opborrelt, te putten (6). Wij moeten opnieuw de smaak vinden van het Brood des levens, dat gegeven wordt tot ondersteuning van iedereen die Zijn leerling is (7). Jezus’ leer klinkt namelijk op onze dagen met nog dezelfde kracht: “Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft om eeuwig te leven” (Joh. 6, 27). De vraag die iedereen stelde die Hem hoorde, is ook dezelfde voor ons vandaag: “Welke werken moeten wij voor God verrichten?” (Joh. 6, 28). Wij kennen Jezus’ antwoord: “Dit is het werk dat God van u vraagt: te geloven in Degene, die Hij gezonden heeft” (Joh. 6, 29). Geloven in Jezus Christus is dus de weg om het heil definitief te bereiken.

4. In het licht van dit alles, heb ik besloten een Jaar van het Geloof af te kondigen. Het begint op 11 oktober 2012, dag waarop vijftig jaar geleden, het Tweede Vaticaans Concilie begon, en het eindigt op 24 november 2013. Op 11 oktober 2012, is het ook twintig jaar geleden dat de Catechismus van de Katholieke Kerk gepubliceerd werd, een tekst die uitgevaardigd werd door mijn Voorganger, de Zalige Paus Johannes Paulus II (8), met als doel de kracht en schoonheid van het geloof voor alle gelovigen uiteen te zetten. Dit document, dat een authentieke vrucht is van het Tweede Vaticaans Concilie, beantwoordde als instrument (9) voor de catechese aan de wens van de buitengewone Bisschoppensynode in 1985 en kwam tot stand dank zij de medewerking van heel het episcopaat van de katholieke Kerk. En ik heb de Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode in de maand oktober 2012, precies samengeroepen rond het thema van de Nieuwe Evangelisatie, Voor de overdracht van het christelijk geloof . Het zal een gunstige gelegenheid zijn die heel de Kerkelijke structuur inleidt in een tijd van bijzondere overweging en herontdekking van het geloof. Het is niet de eerste keer dat de Kerk opgeroepen wordt een Jaar van het Geloof te vieren. Mijn geëerde Voorganger, de Dienaars Gods Paulus VI, had in 1967 tot een dergelijk jaar besloten, in herinnering aan de marteldood van de Apostelen Petrus en Paulus bij de negentienhonderdste verjaardag van hun hoogste getuigenis. Hij zag dit als een plechtig ogenblik opdat heel de Kerk “een authentieke en oprechte belijdenis van hetzelfde geloof” zou kennen; bovendien wou hij dat het op een “individuele en collectieve, vrije en bewuste, innerlijke en uiterlijke, nederige en vrijmoedige” manier (10) zou bevestigd worden. Hij dacht dat heel de Kerk op die manier opnieuw “een zuiverder besef van haar geloof” zou vinden “om het te levend te maken, te zuiveren, bevestigen en verkondigen” (11). De grote omwentelingen die zich dat Jaar hebben voorgedaan, hebben de noodzaak van zo een Jaar nog meer verduidelijkt. Het Jaar werd afgesloten met de Credo (Geloofsbelijdenis) van het Volk Gods (12, 13), om te bevestigen hoezeer het nodig is de wezenlijke inhoud, die sinds eeuwen het patrimonium van alle geloven is, op een altijd nieuwe manier aan te moedigen, te begrijpen en verdiepen om in de historische omstandigheden die verschillen van het verleden, een coherent getuigenis te geven.

5. Wat bepaalde aspecten betreft, zag mijn Geëerde Voorganger dat Jaar als een “consequentie en vereiste van het Concilie” (14), goed bewust van de ernstige moeilijkheden van zijn tijd, vooral aangaande de belijdenis van het ware geloof en de juiste interpretatie ervan. Dat het Jaar van het Geloof begint op de vijftigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie, leek mij een gunstige gelegenheid om te begrijpen dat de teksten die de concilievaders hebben nagelaten, volgens de woorden van de Zalige Johannes Paulus II, "verliezen deze teksten niets van hun waarde, noch van hun glans. Het is nodig dat zij op een gepaste wijze worden gelezen, dat zij gekend en begrepen worden als waardevolle en normatieve teksten van het Leergezag, binnen de Traditie van de Kerk. ..., voel ik meer dan ooit de plicht om naar het Concilie te verwijzen als de grote genade waarvan de Kerk in de twintigste eeuw heeft mogen genieten: het geeft ons een kompas, waarop wij kunnen vertrouwen, om ons te oriënteren bij het begin van deze eeuw." (15). Ook ik, zou opnieuw met klem willen zeggen al wat ik enkele maanden na mijn verkiezing tot Opvolger van Petrus, over het Concilie te zeggen had: “Wanneer we het met behulp van de goede hermeneutiek lezen en ontvangen, dan kan het een grote kracht zijn voor de steeds noodzakelijke vernieuwing van de Kerk en steeds meer tot een dergelijke kracht worden.” (16)

6. De vernieuwing van de Kerk gebeurt ook door het getuigenis dat geboden worden door het leven van de gelovigen: door hun leven in de wereld, zijn Christenen namelijk geroepen om het woord van de waarheid te laten schitteren, dat de Heer Jezus ons nagelaten heeft. Juist het Concilie bevestigde in de dogmatische Constitutie “ Lumen Gentium ”: Terwijl Christus echter "heilig, schuldeloos en onbesmet" (Hebr. 7, 26) is en geen zonde heeft gekend (2 Kor. 5, 21), maar alleen de zonden van het volk kwam uitboeten (17), heeft de Kerk zondaars in haar midden; zij is heilig en moet zich tevens altijd weer zuiveren, en daarom is zij voortdurend bezig boete te doen en zich te vernieuwen.

De Kerk "trekt voort op haar pelgrimstocht te midden van de vervolgingen van de wereld en de vertroostingen van God" , het kruis en de dood verkondigend van de Heer, totdat Hij wederkomt. (18) Maar de kracht van de verrezen Heer geeft haar sterkte om haar lijden en moeilijkheden, zowel die van binnen komen als van buiten, door geduld en liefde te kunnen overwinnen, en het Christus-mysterie getrouw, zij het dan ook versluierd, in de wereld te kunnen openbaren, totdat het eens in het volle licht gemanifesteerd zal worden.” (19)

In dit perspectief, is het , een uitnodiging tot authentieke en nieuwe bekering tot de Heer, de enige Redder van de wereld. In het mysterie van Zijn dood en Zijn verrijzenis, heeft God ten volle de Liefde geopenbaard die redt en de mensen oproept om hun leven te bekeren door de vergeving van de zonden (20). Volgens de Apostel Paulus, leidt deze Liefde de mens binnen in een nieuw leven: “Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden” (Rom. 6, 4). Dank zij het geloof geeft dit nieuwe leven vorm aan heel het bestaan van de mens op grond van de radicaal nieuwe realiteit die de verrijzenis is. In de mate van zijn vrije beschikbaarheid, worden de gedachten en gevoelens, de mentaliteit en het gedrag van de mens langzaam gezuiverd en getransformeerd, op een weg die in dit leven nooit helemaal ten einde is. Het “geloof zich uitend in liefde” (Gal. 5, 6) wordt een nieuw criterium van verstaan en handelen dat heel het leven van de mens verandert (21).

7.Caritas Christi urget nos ” (2 Kor. 5, 14): het is de liefde van Christus die ons hart vervult en ons aanspoort om te evangeliseren. Vandaag, evenals toen, zendt Hij ons op de wegen van de wereld om Zijn Evangelie aan alle volken van de aarde te verkondigen (22). Door Zijn liefde trekt Jezus Christus de mensen van alle generaties tot zich: in alle tijden roept Hij de Kerk bijeen door haar de verkondiging van het Evangelie toe te vertrouwen; dit is een altijd nieuwe opdracht. Daarom is ook vandaag voor de nieuwe evangelisatie een overtuigder engagement van de Kerk nodig, om de vreugde van het geloven te herontdekken en opnieuw het enthousiasme te vinden dat het geloof meedeelt. De missionaire inzet van de gelovigen, die nooit mag ontbreken, haalt kracht uit de dagelijkse herontdekking van Zijn liefde. Inderdaad, het geloof groeit wanneer het beleefd wordt als de ervaring van ontvangen liefde en wanneer ze meegedeeld wordt als een ervaring van genade en vreugde. Het maakt vruchtbaar, omdat het hart door hoop verruimd wordt en het kan een getuigenis bieden dat kan bevruchten: het geloof opent namelijk het hart en de geest van ieder die luistert, zodat het hart de uitnodiging van de Heer opneemt en Zijn woord aanvaardt om Zijn leerling te worden. Gelovigen, zo beweert de heilige Augustinus, “worden sterker door te geloven”. (23) De heilige Bisschop van Hippo had goede redenen om zich op die manier uit te drukken. Zoals wij weten, was zijn leven een voortdurende zoektocht naar de schoonheid van het geloof tot zijn hart rust zou vinden in God. (24) Zijn talrijke geschriften, waarin het belang van het geloven en de waarheid van het geloof uitgelegd worden, blijven tot op onze dagen een niet te evenaren rijkdom en laten nog vele mensen die op zoek zijn naar God, de juiste weg vinden om tot bij “de poort van het geloof” te komen.

Het geloof groeit en wordt dus sterker, alleen door te geloven; er is geen andere mogelijkheid om een zekerheid over zijn eigen leven te bezitten dan door zich over te geven, in een voortdurend crescendo, in de handen van een liefde die altijd ervaren wordt als de grotere omdat zij haar oorsprong heeft in God.

8. In dit gunstige ogenblik, is het mijn bedoeling de confraters Bisschoppen van heel de wereld met de Opvolger van Petrus te verenigen, in deze tijd van spirituele genade die de Heer ons aanreikt, om de kostbare gave van het geloof in herinnering te brengen. Wij willen dit Jaar op een waardige en vruchtbare manier vieren. De reflectie over het geloof zal intenser moeten gebeuren om iedereen die in Christus gelooft, te helpen bewuster in te stemmen met het Evangelie en die instemming nieuw leven in te blazen, vooral op een ogenblik van diepgaande verandering zoals de mensheid nu doormaakt. Wij zullen de gelegenheid hebben het geloof in de verrezen Heer in onze kathedralen en in de Kerk van de hele wereld te belijden, ook in onze huizen en gezinnen, zodat iedereen sterk de vereiste aanvoelt het geloof van altijd beter te kennen en aan de toekomstige generaties door te geven. De religieuze gemeenschappen en parochies, en alle oude en nieuwe Kerkelijke realiteiten, zullen dit Jaar een manier vinden om het Credo publiek te belijden.

9. Wij verlangen dat dit Jaar in elke gelovige het streven wekt om het geloof ten volle te belijden en met nieuwe overtuiging, vertrouwen en hoop. Het zal ook een gunstige gelegenheid zijn om de viering van het geloof in de liturgie te intensifiëren, vooral in de Eucharistie, die “het hoogtepunt (is) waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft en tevens de bron waaruit al haar kracht voortvloeit”. (25) Tezelfdertijd wensen wij dat het levensgetuigenis van de gelovigen aan geloofwaardigheid zou winnen. De inhoud herontdekken van het geloof dat beleden, gevierd, beleefd en gebeden wordt (26), en nadenken over de daad van het geloven zelf, is een engagement dat elke gelovige tot het zijne moet maken, vooral dit Jaar.

Het is geen toeval dat de Christenen er in de eerste eeuwen aan gehouden werden het Credo van buiten te leren. Het diende als dagelijks gebed om het engagement niet te vergeten dat zij bij het doopsel op zich hadden genomen. Met woorden, rijk aan betekenis, herinnert de heilige Augustinus eraan wanneer hij in een Homilie over de “ redditio symboli ”, de overhandiging van het Credo, zegt: “Het symbool van de hoogheilige belijdenis, dat gij gezamenlijk ontvangen hebt en vandaag ieder afzonderlijk hebt opgezegd, bevat de woorden, waardoor het geloof van onze Moeder de heilige Kerk, dat hecht gegrondvest is op het stevig fundament, dat Christus onze Heer is, bevestigd wordt. Want niemand mag een ander fundament plaatsen dan wat gelegd is en dat is Jezus Christus, Gij hebt immers ontvangen en opgezegd wat gij altijd moet bewaren in uw geest en in uw hart, wat gij bij uzelf moet herhalen, als gij in uw bed ligt, waaraan gij moet denken, als gij op straat loopt, wat gij niet moogt vergeten, wanneer gij eet, waarmede uw geest bezig moet zijn, ook als uw lichaam slaapt.”. (27)

10. Ik zou op dit punt een weg willen schetsen die niet alleen helpt om de inhoud van het geloof dieper te begrijpen, maar daarbij ook de daad waardoor wij beslissen ons helemaal, in volle vrijheid, aan God te geven. Er bestaat namelijk een diepe eenheid tussen de daad waarmee men gelooft en de inhoud waarmee wij instemmen. De Apostel Paulus laat ons in deze werkelijkheid binnen wanneer hij schrijft: “Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid en de belijdenis van uw mond het heil” (Rom. 10, 10). Het hart wijst erop dat de eerste daad waarmee men tot het geloof komt, een gave Gods is en een genadewerking die de persoon ten diepste transformeert.

Het voorbeeld van Lydia is hier heel welsprekend. De heilige Lucas vertelt dat toen Paulus in Filippi was, hij op een zaterdag aan enkele vrouwen het Evangelie ging verkondigen; onder hen bevond zich Lydia en “de Heer maakte haar hart ontvankelijk voor wat door Paulus gezegd werd” (Hand. 16, 14). De betekenis die in de woorden besloten ligt, is belangrijk. De heilige Lucas leert dat kennis van de inhoud die moet geloofd worden, niet voldoende is indien daarna het hart, het ware heiligdom van een persoon, niet open staat voor de genade die in de diepte laat zien en laat begrijpen dat wat verkondigd werd, Gods woord is.

Met de mond belijden, wijst er op zijn beurt op dat geloof een openlijk getuigenis en engagement impliceert. Een christen mag nooit denken dat geloven een private aangelegenheid is. Geloven is het besluit nemen met de Heer te zijn om met Hem te leven. En dit “met Hem zijn” doet de redenen begrijpen waarom men gelooft. Omdat geloof werkelijk een vrije daad is, vereist het ook sociale verantwoordelijkheid voor wat geloofd wordt. Met Pinksteren toont de Kerk in alle duidelijkheid deze publieke dimensie van het geloof en van het feit zijn geloof zonder vrees aan elke persoon te verkondigen. Het is de gave van de Heilige Geest die tot zending machtigt en die aan ons getuigenis kracht geeft, door het vrijmoedig en moedig te maken.

De belijdenis van het geloof is een persoonlijke en tezelfdertijd gemeenschappelijke daad. De Kerk is inderdaad het eerste subject van het geloof. In het geloof van de christengemeenschap ontvangt ieder het doopsel, het doeltreffende teken dat iemand toetreedt tot het volk der gelovigen om het heil te verkrijgen. Zoals de Catechismus van de Katholieke Kerk zegt: " "Ik geloof:" dat is het geloof van de Kerk dat persoonlijk door iedere gelovige, vooral bij het Doopsel, beleden wordt. "Wij geloven:" dat is het geloof van de Kerk dat beleden wordt door de bisschoppen, in concilie bijeen, of meer in het algemeen door de liturgische gemeenschap van de gelovigen, "Ik geloof:" dat is ook onze moeder de Kerk, die God door haar geloof antwoord geeft en die ons leert zeggen: "Ik geloof", "Wij geloven". (28)

Zoals men kan bemerken, is kennis van de geloofsinhoud essentieel om zijn instemming te geven, dat wil zeggen om ten volle met verstand en wil in te stemmen met al wat door de Kerk aangeboden wordt. Kennis van het geloof leidt binnen in de totaliteit van het heilsmysterie dat door God geopenbaard werd. De instemming die gegeven wordt, impliceert dus dat wanneer men gelooft, men vrij ieder geloofsmysterie aanvaardt omdat God die zich openbaart en toelaat Zijn liefdesmysterie te kennen, zelf de waarborg is voor de waarheid ervan. (29, 30)

Anderzijds mogen wij niet vergeten dat in onze culturele context, vele personen – alhoewel zij de gave van het geloof op zich niet erkennen – toch eerlijk op zoek zijn naar de uiteindelijke zin en definitieve waarheid over hun bestaan en deze wereld. Deze zoektocht is een authentieke “inleiding” op het geloof, omdat zij die personen op de weg zet die voert naar het mysterie van God. De rede van de mens draagt namelijk de ingeboren vereiste in zich van “wat waarde heeft en altijd blijft”. (31) Deze vereiste is een permanente uitnodiging, die onuitwisbaar in het mensenhart geschreven staat, zich op weg te begeven om Hem te vinden die wij niet zouden zoeken indien Hij ons niet reeds tegemoetgekomen was. (32) Het geloof nodigt ons juist uit voor deze ontmoeting en maakt ons daar helemaal ontvankelijk voor.

11. Om toegang te hebben tot een systematische kennis van de geloofsinhoud, kan iedereen in de Catechismus van de Katholieke Kerk kostbare en onmisbare hulp vinden. Hij is één van de belangrijkste vruchten van het Tweede Vaticaans Concilie. In de apostolische Constitutie “ Fidei Depositum ”, niet toevallig ondertekend op de dertigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie, schreef de Zalige Johannes Paulus II: “Deze Catechismus zal een zeer belangrijke bijdrage leveren voor de vernieuwing van heel het Kerkelijk leven ... ik erken hem als een waardevol en gezagvol instrument ten dienste van de Kerkgemeenschap en als een betrouwbare norm voor het geloofsonderricht”. (33)

Het is juist tegen deze horizon dat het Jaar van het Geloof een algemeen engagement moet te kennen geven voor de herontdekking van en bestudering van de fundamentele geloofsinhoud die in de Catechismus van de Katholieke Kerk haar systematische en organische synthese vindt. Hier duikt namelijk de rijkdom op van de leer die de Kerk verzameld, bewaard en aangeboden heeft in de loop van haar tweeduizendjarige geschiedenis. Van de Heilige Schrift tot de Kerkvaders, van de Meesters in theologie tot de Heiligen die de eeuwen zijn doorgegaan, biedt de Catechismus een permanente herinnering aan de talrijke manieren waarin de Kerk over het geloof heeft nagedacht en vooruitgang heeft gemaakt in de doctrine, om de gelovigen in hun geloofsleven zekerheid te bieden.

In zijn structuur biedt de Catechismus van de Katholieke Kerk de ontwikkeling van het geloof op zo een manier dat de grote thema’s van het dagelijks leven erin betrokken worden. Op elke bladzijde ontdekt men dat al wat aangeboden wordt, geen theorie is maar de ontmoeting met een Persoon die in de Kerk leeft. Op de geloofsbelijdenis volgt namelijk de verklaring van het sacramentele leven waarin Christus aanwezig en werkzaam is en waarin Hij Zijn Kerk blijft opbouwen. Zonder de liturgie en de Sacramenten zou de geloofsbelijdenis niet doeltreffend zijn, want het zou haar aan de genade ontbreken die het getuigenis van de Christenen ondersteunt. Op dezelfde manier verwerft het onderricht van de Catechismus over het morele leven heel zijn betekenis wanneer het in relatie gebracht wordt met het geloof, de liturgie en het gebed.

12. In dit Jaar zal de Catechismus van de Katholieke Kerk bijgevolg een echt instrument kunnen zijn ter ondersteuning van het geloof, vooral voor iedereen die de vorming van de Christenen, die zo doorslaggevend is in onze culturele context, ter harte gaat. Met dit doel heb ik de Congregatie voor de Geloofsleer uitgenodigd, met de instemming van de bevoegde Dicasteria van de Heilige Stoel, een Nota op te stellen waarmee aan de Kerk en de gelovigen enkele aanwijzingen aangeboden worden om dit Jaar van het Geloof op een meer doeltreffende en aangepaste wijze te beleven, ten dienste van het gelovig zijn en de evangelisatie.

Het geloof ziet zich namelijk onderworpen – meer dan in het verleden – aan een reeks vraagstellingen die voortkomen uit een veranderde mentaliteit die, vooral vandaag, het domein van de rationele zekerheden herleidt tot wetenschappelijke en technologische verworvenheden. De Kerk is echter nooit bevreesd geweest aan te tonen dat er geen conflict kan zijn tussen geloof en authentieke wetenschap aangezien beide, zij het langs verschillende wegen, op de waarheid gericht zijn. (34)

13. Het zal in dit Jaar doorslaggevend zijn, de geschiedenis van ons geloof opnieuw te doorlopen; zij geeft zicht op het ondoorgrondelijk mysterie van de verwevenheid van heiligheid en zonde. Terwijl de eerste de grote bijdrage belicht van mannen en vrouwen tot de groei en ontwikkeling van de gemeenschap door het getuigenis van hun leven, moet de tweede in ieder oprechte en permanente bekering wekken om de barmhartigheid van de Vader te ervaren die iedereen tegemoet komt.

In deze tijd houden wij de blik gericht op Jezus Christus, “de aanvoerder en voltooier van ons geloof” (Hebr. 12, 2): in Hem vindt elke kwelling en elke verzuchting van het mensenhart haar voltooiing. De vreugde van de liefde, het antwoord op het drama van leed en pijn, de kracht van vergeving tegenover een belediging en de overwinning van het leven tegenover de leegte van de dood, alles vindt zijn voltooiing in het mysterie van Zijn menswording, van het feit dat Hij mens geworden is, dat Hij menselijke zwakheid met ons gedeeld heeft om ze door de macht van Zijn verrijzenis om te vormen. In Hem die voor ons heil gestorven en verrezen is, vinden de voorbeelden in het geloof, die deze tweeduizend jaren van onze heilsgeschiedenis getekend hebben, volheid van licht.

Door het geloof, heeft Maria het woord van de Engel aanvaard en de boodschap geloofd dat Zij Moeder van God zou worden in de gehoorzaamheid van haar toewijding (35). Bij haar bezoek aan Elizabeth, verhief Zij haar lofzang tot de Allerhoogste voor de wonderdaden die Hij tot stand gebracht heeft in iedereen die op Hem vertrouwt (36). In vreugde en angst, brengt Zij haar enige Zoon ter wereld, waarbij Zij haar maagdelijkheid ongeschonden bewaart (37). Vertrouwend op Jozef, haar bruidegom, brengt Zij Jezus naar Egypte om Hem te redden van de vervolging door Herodes (38). Met hetzelfde geloof, heeft Zij de Heer gevolgd bij Zijn prediking en bleef Zij met Hem tot op Golgota (39). Met geloof, heeft Maria de vruchten gesmaakt van Jezus’ verrijzenis; Zij bewaarde elke herinnering in haar hart (40) en gaf ze ook door aan de Twaalf die met Haar in het Cenakel bijeen waren om de Heilige Geest te ontvangen (41).

Door het geloof, hebben de Apostelen alles achtergelaten om de Meester te volgen (cfr. Mc. 10,28). Zij geloofden de woorden waarmee Hij het Rijk Gods verkondigde, dat in Zijn Persoon aanwezig en gerealiseerd was (42). Zij leefden in levensgemeenschap met Jezus die hen met Zijn leer onderrichtte, en Hij liet hen een nieuwe levensregel na waaraan zij na Zijn dood als Zijn leerlingen zouden erkend worden (43). Door het geloof, gingen zij de hele wereld in, overeenkomstig de zending het Evangelie naar heel de schepping te brengen (44) en zij verkondigden zonder vrees, aan iedereen de vreugde van de verrijzenis waarvan zij de trouwe getuigen waren.

Door het geloof, vormden de leerlingen de eerste gemeenschap, verzameld rond de leer van de Apostelen, biddend, Eucharistie vierend, waarbij zij alles bijeen brachten wat zij bezaten om te voorzien in de noden van de broeders (45).

Door het geloof, gaven de martelaren hun leven om te getuigen van de waarheid van het Evangelie, dat hen had omgevormd en bekwaam gemaakt om tot de grootste gave van de liefde te komen en om hun vervolgers te vergeven.

Door het geloof, hebben mannen en vrouwen hun leven aan Christus gewijd, hebben zij alles achtergelaten om in evangelische eenvoud, te leven in gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid, concrete tekens van de verwachting van de Heer die niet nalaat om te komen. Door het geloof, hebben vele Christenen zich ingezet voor de gerechtigheid om concreet vorm te geven aan het woord van de Heer, die gekomen is om de bevrijding van de verdrukte aan te kondigen en voor iedereen een jaar van genade (46).

Door het geloof, hebben in de loop der eeuwen, mannen en vrouwen van alle leeftijden, wiens naam in het Boek des Levens geschreven staat (47), de schoonheid beleden van de navolging van Jezus Christus, op de plaats waar zij geroepen waren om het getuigenis van hun christen zijn te geven: in het gezin, een beroep, in het openbare leven, in de beoefening van de charisma’s en ambten waartoe zij geroepen waren.

Door het geloof leven ook wij: door de levendige erkenning van de Heer Jezus, die in ons bestaan en in de geschiedenis aanwezig is.

14. Het Jaar van het Geloof zal ook een gunstige gelegenheid zijn om intenser van de naastenliefde te getuigen. De Heilige Paulus brengt in herinnering: “Nu echter blijven geloof, hoop en liefde, de grote drie; maar de liefde is de grootste” (1 Kor. 13, 13). Met nog sterkere woorden – die voor Christenen altijd reeds een oproep geweest zijn – zegt de Apostel Jakobus: “Broeders, wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou zeggen: ‘Geluk ermee! Houd u warm en eet maar goed’, en hij zou niets doen om in hun stoffelijke nood te voorzien - wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood. Misschien zal iemand zeggen: ‘gij hebt de daad en ik heb het geloof’. Dan antwoord ik: ‘Bewijs me eerst dat ge geloof hebt, als ge geen daden kunt tonen; dan zal ik u uit mijn daden mijn geloof bewijzen’.” (Jak. 2, 14-18).

Geloof zonder naastenliefde draagt geen vrucht en naastenliefde zonder geloof, zou een gevoel zijn dat voortdurend aan twijfel onderhevig is. Geloof en naastenliefde vereisen elkaar wederzijds, zodanig dat de ene door de andere zijn weg kan vervolgen. Vele christenen wijden inderdaad hun leven uit liefde aan wie alleen is, marginaal of uitgesloten, alsof deze de eerste is naar wie men moet gaan en de belangrijkste die men moet ondersteunen, omdat juist in hem het gelaat van Christus zelf weerspiegeld wordt. Dank zij het geloof kunnen wij in ieder die onze liefde vraagt, het gelaat erkennen van de verrezen Heer. “Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40): deze woorden van de Heer zijn een niet te vergeten aansporing en een voortdurende uitnodiging om de liefde terug te geven waarmee Hij voor ons zorgt. Het is het geloof, dat Christus laat erkenbaar maakt en het is Zijn liefde zelf die aanzet Hem te hulp te komen telkens Hij zich op de weg van het leven tot onze naaste maakt. Door het geloof gesteund, kijken wij hoopvol naar onze inzet in de wereld, wachtend “op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar gerechtigheid zal heersen” (2 Pt. 3, 13) (48).

15. Toen hij het einde van zijn leven naderde, doet de Apostel Paulus zijn volgeling Timoteüs het verzoek: “streef naar geloof” (2 Tim. 2, 22) met dezelfde standvastigheid als toen hij jong was [(2 Tim. 3, 15). Horen wij naar deze uitnodiging alsof zij tot ieder van ons gericht is, opdat niemand lui zou worden in het geloof. Het geloof is een levensgezellin waardoor men met steeds nieuwe blik de wonderen kan waarnemen die God voor ons bewerkt. Omdat wij de plicht hebben de tekenen van de tijd in het nu van de geschiedenis te begrijpen, spoort het geloof ieder van ons aan een levend teken te worden van de aanwezigheid van de Verrezene in de wereld. Waaraan de wereld van vandaag bijzonder nood heeft, is een geloofwaardig getuigenis van ieder die, in geest en hart door het woord van de Heer verlicht, bekwaam is het hart en de geest van velen te openen voor het verlangen naar God en naar het ware leven, het leven dat geen einde kent. “Opdat het woord des Heren zijn luisterrijke loop mag volbrengen” (2 Tess. 3, 1): moge dit Jaar van het Geloof de band met Christus de Heer altijd sterker maken, omdat alleen in Hem de zekerheid gevonden wordt om naar de toekomst te kijken evenals de waarborg voor een authentieke en duurzame liefde. De woorden van de Apostel Petrus werpen een laatste lichtstraal op het geloof:

“Dan zult gij juichen, ook al hebt gij nu, als het zo moet zijn, voor een korte tijd te lijden onder allerlei beproevingen. Die dienen om de deugdelijkheid van uw geloof te bewijzen, dat zoveel kostbaarder is dan vergankelijk goud, dat toch ook door vuur gelouterd wordt. Dan zal, wanneer Jezus Christus zich openbaart, lof, heerlijkheid en eer uw deel zijn. Hem hebt gij lief zonder Hem ooit gezien te hebben. In Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn, als gij het einddoel van uw geloof, de redding van uw ziel, bereikt.” (1 Pt. 1, 6-9).

Het leven van de Christenen kent vreugde en lijden. Hoeveel heiligen hebben de eenzaamheid gekend! Hoeveel gelovigen worden, zelfs in onze dagen, beproefd door het zwijgen van God, terwijl zij Zijn troostende stem zouden willen horen! De beproevingen van het leven, die toelaten het mysterie van het kruis te begrijpen en aan het lijden van Christus deel te nemen (49), zijn een voorbode van de vreugde en de hoop waarheen het geloof leidt: “als ik zwak ben, dan ben ik sterk” (2 Kor. 12, 10). Wij geloven met vaste zekerheid dat de Heer Jezus het kwaad en de dood overwonnen heeft. In dit vaste vertrouwen, geven wij ons aan Hem over: aanwezig in ons midden, overwint Hij de macht van de boze (50) en de Kerk, zichtbare gemeenschap van zijn barmhartigheid, blijft in Hem bestaan als teken van de definitieve verzoening met de Vader. Vertrouwen wij deze tijd van genade toe aan de Moeder van God, die “zalig” genoemd wordt “omdat zij geloofd heeft” (Lc. 1, 45).

Gegeven te Rome, bij Sint-Pieter, op 11 oktober van het jaar 2011, in het zevende van mijn pontificaat. BENEDICTUS PP. XVI Referenties

1. Vgl. Joh. 17, 22

2. Vgl. 1 Joh. 4, 8

3. Paus Benedictus XVI, Homilie, Bij de aanvang van de Petrinische dienst als Bisschop van Rome, Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen (24 april 2005), 4

4. Vgl. Paus Benedictus XVI, Homilie, Terreiro do Paço, Lissabon, De kracht van de Kerk is de verrijzenis van Christus (11 mei 2010), 5

5. Vgl. Mt. 5, 13-16

6. Vgl. Joh. 4, 14

7. Vgl. Joh. 6, 51

8. Vgl. Z. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Publicatie Catechismus van de Katholieke Kerk, Fidei Depositum (11 oktober 1992)

9. Vgl. Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 december 1985)

10. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Aankondiging “Jaar van het Geloof” bij gelegenheid van het 19de eeuwfeest van het martelaarschap van Petrus en Paulus, Petrum et Paulum Apostolos (22 februari 1967). AAS 59 (1967), 196

11. ibid

12. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Sollemnis Professio Fidei - Ter afsluiting van het jaar van het geloof, Credo van het Volk van God (30 juni 1968)

13. Vgl. Paus Paulus VI, Homilie, Tijdens de H. Mis bij gelegenheid van het 19de eeuwfeest van het martelaarschap van Petrus en Paulus aan het eind van het “Jaar van het Geloof” (30 juni 1968)

14. Paus Paulus VI, Audiëntie, Voortdurende waakzaamheid voor de integriteit van de gezonde leer (14 juni 1967)

15. Z. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Een nieuw millennium, Novo millennium ineunte (6 jan 2001), 57

16. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2005 (22 december 2005), 10

17. Vgl. Hebr. 2, 17

18. Vgl. 1 Kor. 11, 26

19. Tweede Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8

20. Vgl. Hand. 5, 31

21. Vgl. Rom. 12, 2; Kol. 3, 9-10; Ef. 4, 20-29; 2 Kor. 5, 17

22. Vgl. Mt. 28, 19

23. H. Augustinus, Het belang van het geloven, De utilitate credendi . I, 2

24. Vgl. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. I, 1

25. Tweede Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 december 1963), 10

26. Vgl. Z. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Publicatie Catechismus van de Katholieke Kerk, Fidei Depositum (11 oktober 1992), 3

27. H. Augustinus, Sermones . 215,1: Nederlandse vertaling Christine Mohrmann.

28. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 augustus 1997), 167

29. Vgl. Eerste Vaticaans Concilie, Derde Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 april 1870), 10-11

30. Vgl. Tweede Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 november 1965), 5

31. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Collège des Bernardins, Parijs, Tot de vertegenwoordigers van de wereld van de cultuur (12 september 2008), 3

32. Vgl. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones . XIII,1

33. Z. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Publicatie Katechismus van de Katholieke Kerk, Fidei Depositum (11 oktober 1992), 1.4

34. Vgl. Z. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 september 1998), 34.106

35. Vgl. Lc. 1, 38

36. Vgl. Lc. 1, 46-55

37. Vgl. Lc. 2, 6-7

38. Vgl. Mt. 2, 13-15

39. Vgl. Joh. 19, 25-27

40. Vgl. Lc. 2, 19.51

41. Vgl. Hand. 1, 14; Hand. 2, 1-4

42. Vgl. Lc. 11, 20

43. Vgl. Joh. 13, 34-35

44. Vgl. Mc. 16, 15

45. Vgl. Hand. 2, 42-47

46. Vgl. Lc. 4, 18-19

47. Vgl. Openb. 7, 9; Openb. 13, 8

48. Vgl. Openb. 21, 1

49. Vgl. Kol. 1, 24

50. Vgl. Lc. 11, 20