De sociale betrokkenheid van Jozefmaria

Van zijn ouders leerde de heilige Jozefmaria al sociaal betrokken te zijn en hij heeft dit zijn hele leven uitgedragen door voor zieken te zorgen, sociale projecten te initiëren en iedereen aan te sporen ‘een groot hart te hebben’.

Het gezin als leerschool

Jozefmaria Escrivá leerde al in zijn jonge jaren oog te hebben voor minder bedeelden in de samenleving. Zijn ouders hadden de gewoonte, zoals in vele andere dorpen en steden, op een vaste dag in de week een aalmoes te geven: “Don José was een gulle gever van aalmoezen; elke zaterdag vormde zich een lange rij armen voor zijn huis om een aalmoes te vragen; er was altijd voor iedereen iets”. In het hart van de kleine Jozefmaria bleef een diepe indruk achter van een zigeunerin die niet zoals de anderen op zaterdag, maar op een andere dag van de week bij zijn moeder aanklopte.

Ook op andere momenten deed de jonge Jozefmaria ervaring op: als zij naar de Mis gingen op zon- en feestdagen gaf zijn vader hem geld om het aan de bedelaars bij de deur van de kathedraal te geven

A. Vázques de Prada, El Fundador del Opus Dei, deel I, blz. 35 en 36, Rialp, Madrid 1997).

Onder de zieken en armen in Madrid

Als jonge priester besteedde Jozefmaria veel tijd aan het begeleiden van zieke en stervende mensen in de ziekenhuizen van Madrid. Er was grote armoede en veel leed. De antibiotica bijvoorbeeld waren toen nog niet uitgevonden. Hij vroeg de zieken hun lijden op te dragen en gaf hen menselijke en bovennatuurlijke steun. Zijn hele leven was een uiting van deze geest van liefde.

“Dit beeld staat in mijn ziel gegrift: De Vader, geknield bij een zieke die op een armoedige strozak op de grond ligt. Hij probeert hem moed in te spreken met woorden die hoop en troost kunnen geven… Dit beeld blijft mij bij: De Vader, geknield naast het bed van mensen die gaan sterven, die hij troost en die hij over God spreekt”

J.M.Cejas, Jose María Somoano en los comienzos del Opus Dei blz. 95, Herrero Fontana, Rialp, Madrid 1995).

Jozefmaria en Afrika

Een groot hart hebben

“Het is niet zo dat wij een hart hebben om God te beminnen, en een ander hart om de mensen te beminnen: ons arme hart, van vlees en bloed, bemint met een menselijke en als het verenigd is met de liefde van Christus, ook met een bovennatuurlijke genegenheid. Dat, en niets anders dan dat, is de liefde die wij in onze ziel tot ontwikkeling moeten brengen” Vrienden van God, nr. 229.

Afrika staat bekend om zijn grote menselijke tragedies: miljoenen vluchtelingen, een enorme verspreiding van AIDS, onophoudelijk oorlogen vooral in de regio’s die in de tropen liggen.

Mgr. Javier Echevarría, prelaat van het Opus Dei, zei op 3 oktober 2002 in een interview met Federico Mandillo voor Missionary Service News Agency: “Het belangrijkste werk van de prelatuur is dat van de individuele leden, dat wat ieder van hen, met persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid, binnen zijn of haar mogelijkheden doet. De Afrikaanse leden – Goddank zijn dat er intussen enkele duizenden – spannen zich, net als de leden uit andere delen van de wereld, in de eerste plaats in om hun geloof consequent te beleven. Dit brengt hen ertoe samen met vrienden en collega’s projecten op te zetten om de geestelijke en materiële nood in hun land te lenigen. Zij lijden onder de problemen van AIDS, armoede, tribale rivaliteiten en trachten die op te lossen. Als christenen voelen zij zich midden in de wereld, juist in die wereld met haar licht- en schaduwkanten, geroepen om iets te ondernemen.

Ik heb met de heilige Jozefmaria Escrivá een voorval meegemaakt dat illustratief is: Het gebeurde in Kenia in de jaren 50, vlak voor de onafhankelijkheid. Enkele vrouwen van het Opus Dei besloten een school voor secretaresses te beginnen. De stichter van het Opus Dei, die alleen bij projecten werd betrokken als dat nodig was, stelde één voorwaarde: de school moest zonder enig onderscheid openstaan voor leerlingen van alle rassen, geloofsovertuigingen en stammen. Het was een besluit zonder precedenten. Alelrlei vooroordelen en barrières moesten worden overwonnen. De initiatiefneemsters hielden voet bij stuk en wat onmogelijk leek werd werkelijkheid. Na een korte tijd is gebleken dat het samen leven van personen van uiteenlopende rassen en geloofsopvattingen niet alleen een mogelijk, maar een noodzakelijk middel is tegen onverdraagzaamheid”.

Op 6 oktober 2002 is het solidariteitsfonds Harambee van start gegaan. Aanleiding was de dankbaarheid voor de heiligverklaring van Jozefmaria Escrivá met anderen te delen. Sindsdien zijn er 28 projecten in 14 verschillende landen uitgevoerd. In dit tweede lustrum steunt Harambee vijf onderwijsprojecten van sub Sahara Afrika.